De bank ligt vol met kleren die ik de avond ervoor uitgetrokken
heb. Een truitje, vuile sokken, een trainingsbroek, alles binnenstebuiten in
proppen. Je ziet als het ware mij er nog in zitten. Zitten zal ik dan ook ergens anders moeten
doen. De tafel, onmogelijk om daar nog een gaatje te vinden om je bord op te
zetten. Gezellig even snel DWDD kijken terwijl ik eet is er niet bij, althans
niet aan tafel. Die ligt vol met boeken,
frutsels, een haarborstel, cd’s, antieke ringen van mijn moeder, aanmaningen en
koekkruimels. Soms hoop ik, tegen beter weten in, dat het met de andere ruimten
in mijn huis beter gesteld is. Over de slaapkamer kan ik het beter niet hebben.
Zelfs een varken zou er nog verbaasd van staan. De douche dan. Daar kan gewoon
niet veel in dus dat zou uit moeten maken. Zou ja, maar bij mij niet. In de
wasbak – niet de kraan gebruiken – liggen handdoeken en nachtshirts zodat ik ze
Hopla! na de douche binnen handbereik heb. Alles voor het gemak. De wc is ontoegankelijk
want afgedekt met een klep zodat ik daar van alles op kan zetten als ik in bad
ga. De keuken probeer ik weliswaar aan kant te houden, maar ook daar kan ik
tussen de verdroogde mandarijnen – eet het nou eens op Tien! – de diverse
apparaten van Magimix, de koektrommels van mijn moeder en de koffieprut rond de
espressomachine, de meest eenvoudige dingen niet meer vinden. Een broodmes, een
lange koffielepel voor in het hoge Duralex glas.. Vaak wil ik het niet eens
meer hebben na dat overal speuren en plemp een veel te kort lepeltje in de
koffie verkeerd. Jammer dan. Ik moet toch van de suiker af dus niet roeren is
geen punt.
Het meest verbazende is nog dat ik me iedere keer weer
verbaas over hoe ik kans zie van mijn huis niets minder dan een zwijnestal te
maken. Ik ben beslist anders opgevoed. Alles keurig aan kant op stapeltjes en
in rijtjes. Gedragen kleding keurig gelucht en daarna opgevouwen op de stoel in
de slaapkamer. Niet gedragen kleding in gelid op hangertjes in de kast.
Rondzwervend wasgoed? Ik kan me er geen voorstelling van maken. Wel van de stokstijf
opgedroogde lakens en slopen die mijn moeder met water besprenkelde om het beter
te kunnen strijken.
Ik kan maar één ding bedenken hoe het zo gekomen is. Ik heb
mijn kont tegen de krib gegooid. Alles wat ik vroeger moest op straffe van, had
ik in no time afgezworen. En naarmate mijn energie afnam, nam de rotzooi in
huis toe. Daar zit hem dus de clou. Mijn lijf werkt niet mee en dus mag ik
alles van mijn kont laten glijden. Gelukkig komt er altijd een eind aan. Iemand
komt - gepland – op de koffie, of beter
nog: te eten. Dan ruim en stof ik, zuig
en vouw-op dat het een aard heeft. Mijn huis is een toonbeeld van discipline en
orde.
Wanneer komt er iemand op de koffie? Het is hier zo’n
klerezooi..
Geen opmerkingen:
Een reactie posten