maandag 28 april 2014

Zooi



De bank ligt vol met kleren die ik de avond ervoor uitgetrokken heb. Een truitje, vuile sokken, een trainingsbroek, alles binnenstebuiten in proppen. Je ziet als het ware mij er nog in zitten.  Zitten zal ik dan ook ergens anders moeten doen. De tafel, onmogelijk om daar nog een gaatje te vinden om je bord op te zetten. Gezellig even snel DWDD kijken terwijl ik eet is er niet bij, althans niet aan tafel.  Die ligt vol met boeken, frutsels, een haarborstel, cd’s, antieke ringen van mijn moeder, aanmaningen en koekkruimels. Soms hoop ik, tegen beter weten in, dat het met de andere ruimten in mijn huis beter gesteld is. Over de slaapkamer kan ik het beter niet hebben. Zelfs een varken zou er nog verbaasd van staan. De douche dan. Daar kan gewoon niet veel in dus dat zou uit moeten maken. Zou ja, maar bij mij niet. In de wasbak – niet de kraan gebruiken – liggen handdoeken en nachtshirts zodat ik ze Hopla! na de douche binnen handbereik heb. Alles voor het gemak. De wc is ontoegankelijk want afgedekt met een klep zodat ik daar van alles op kan zetten als ik in bad ga. De keuken probeer ik weliswaar aan kant te houden, maar ook daar kan ik tussen de verdroogde mandarijnen – eet het nou eens op Tien! – de diverse apparaten van Magimix, de koektrommels van mijn moeder en de koffieprut rond de espressomachine, de meest eenvoudige dingen niet meer vinden. Een broodmes, een lange koffielepel voor in het hoge Duralex glas.. Vaak wil ik het niet eens meer hebben na dat overal speuren en plemp een veel te kort lepeltje in de koffie verkeerd. Jammer dan. Ik moet toch van de suiker af dus niet roeren is geen punt.

Het meest verbazende is nog dat ik me iedere keer weer verbaas over hoe ik kans zie van mijn huis niets minder dan een zwijnestal te maken. Ik ben beslist anders opgevoed. Alles keurig aan kant op stapeltjes en in rijtjes. Gedragen kleding keurig gelucht en daarna opgevouwen op de stoel in de slaapkamer. Niet gedragen kleding in gelid op hangertjes in de kast. Rondzwervend wasgoed? Ik kan me er geen voorstelling van maken. Wel van de stokstijf opgedroogde lakens en slopen die mijn moeder met water besprenkelde om het beter te kunnen strijken.
Ik kan maar één ding bedenken hoe het zo gekomen is. Ik heb mijn kont tegen de krib gegooid. Alles wat ik vroeger moest op straffe van, had ik in no time afgezworen. En naarmate mijn energie afnam, nam de rotzooi in huis toe. Daar zit hem dus de clou. Mijn lijf werkt niet mee en dus mag ik alles van mijn kont laten glijden. Gelukkig komt er altijd een eind aan. Iemand komt  - gepland – op de koffie, of beter nog:  te eten. Dan ruim en stof ik, zuig en vouw-op dat het een aard heeft. Mijn huis is een toonbeeld van discipline en orde.

Wanneer komt er iemand op de koffie? Het is hier zo’n klerezooi..

Geen opmerkingen:

Een reactie posten