vrijdag 11 april 2014

Bij de dokter

Ze staat over me heen gebogen en pompt het te harde bed met papieren laken – het is eerder een langgerekte tafel met een eindeloos servet erop – nog eens extra de hoogte in. Naast haar een kartonnen sikkelvormig bakje, zo eentje waarin je verwacht wordt te gaan spugen als je misselijk bent. In haar hand een langgerekt tangetje dat aan het eind gemeen omgebogen is.
“Dit gaat een klein beetje zeer doen “ waarschuwt ze me. Alsof ik dat niet weet. Niet voor niks heb ik mijn vriendin mee gevraagd naar binnen. Stoer dien ik haar van repliek. “Ik heb een hoge pijngrens hoor!” en probeer te lachen, alsof zij het is die gerustgesteld moet worden.
Twee weken heb ik hier naar uit gekeken. De hechtingen eruit, yeah! Weg met die idioot harde glimmende ijzeren krammen. Ik schat het op dertig stuks, ik heb ze niet geteld. Twee weken de tijd gehad maar niet op het idee gekomen ze te gaan tellen. Het was me allemaal al surrealistisch genoeg. Een mat in je buik. Wat moet je je daar in godsnaam bij voorstellen? Als ik eraan begon stevende ik steevast op het beeld van een kleurige Afrikaanse mat af. Kleurig oranje met blauw plastic, of groen met geel. En dat dan op maat geknipt zodat de chirurg het netjes mijn buik in kon schuiven.
“Gaat het een beetje?” De verpleegkundige bekijkt mijn van pijn vertrokken gezicht. Afwisselend knijp ik alles wat ik maar dicht kan knijpen in mijn gezicht dicht en spreid het vervolgens wagenwijd open. Met grote ogen staar ik naar het plafond en hap naar lucht.
“Wacht maar even!” zeg ik en keer mijn hoofd naar mijn vriendin die op een stoel naast het bureau van de dokter zit. “Weet je geen mop?!” pers ik eruit. Ze kijkt me met minstens even grote ogen ongerust aan en stamelt “nee, nee, geen mop..” Nou ja, geen mop, dan moet ik zelf maar aan de slag om niet bezig te hoeven zijn met de venijnige steken die de verpleegkundige me toebrengt.
Toren C. Tuurlijk, Toren C.. daar ga ik het over hebben en zie hoe Margot Ros – of is het die andere, ik haal ze altijd door elkaar – voorover gebogen staat over zo’n zelfde bureau. Achter haar staat een manlijke collega die haar van achter neemt. De broek op zijn enkels.
“Toren C! Daar kijk je toch wel naar?” hakkel ik. Mijn vriendin schudt haar hoofd. De verpleegkundige– eigenlijk gewoon een zuster - staat rechtop te wachten tot ze weer door mag gaan. Ik ga niet vragen hoeveel nog, dan geef ik het misschien op. “U kunt wel weer hoor!” moedig ik haar aan. Ongetwijfeld hoort ze tot haar grote verbazing hoe ik de sketch na probeer te vertellen.
“Al neukend vliegt het gebit uit de vrouw haar mond. De collega en zij staren naar het ding op de grond. Is dit wat ik denk dat het is? hakkelt de man.. “
Ik kijk tersluiks naar de verpleegkundige boven me. “Hoeveel?”
“Wéér drie.”
“ ..en die vrouw pakt het gebit op en legt het op het bureau..”
“ Wéér vier..”
“Ze geeft er een paar zetjes tegen en stamelt met een mummelmondje: hij doet het niet meer..”
“Het gaat goed, deze wordt even venijnig, het is een beetje ontstoken..” zegt de verpleegkundige met een zielig gezicht.
Ik probeer alleen maar aan de sketch te denken.
“..het komt uit de feestwinkel!”
Opeens zie ik hoe absurd de situatie is. Ik heb het hoogste woord om mezelf van de pijn af te leiden. En dan ook nog met zo’n ongecensureerd verhaal..
“Goed zo, ga door!” moedigt de vrouw in het wit me aan. “Het gaat hartstikke goed zo!”
Ik zucht zowaar en probeer even te ontspannen.
“De laatste vier..”
De lol is eraf. De laatste vier moeten er maar ‘normaal’ uit, zonder verhaal.
“De chirurg komt zo het wondvocht aftappen.” Wel ja, dat kan er ook nog wel bij.
De chirurg is druk en dus heb ik wel een kwartier de tijd om bij te komen van de eerste actie. Mijn vriendin haalt een wollen mutsje uit haar tas. “Je gaat toch niet breien he?!”vraag ik ongelovig.
“Nee, haken.”grapt ze en steekt de naald in het mutsje dat bestemd is voor een baby in Gambia. Altijd en overal breidt en haakt ze mutsjes voor Gambia. Maar dat ze het ook hier doet gaat me wel ver. Dan gaat haar telefoon. Alsof ze helemaal niet in een dokterskamer zit om mij bij te staan, voert ze een telefoongesprek met haar dochter. Aan haar toon te horen is er iets ergs gebeurd. Ik wil haar stoppen maar durf het niet. Als ze in godsnaam maar ophangt als de chirurg binnenkomt.
Dat doet hij. Net op tijd heeft mijn vriendin het gesprek af kunnen breken.
Eén lelijke prik doet de ballon onder aan mijn buik slinken. “250 cc” zegt de chirurg met enige voldoening in zijn stem. Ok, het is dus niet voor niks geweest, denk ik.
“Maar ik garandeer niet dat het net zo hard weer volloopt.”
Het kan me niet meer schelen. De hechtingen zijn eruit en van de bel ben ik verlost.
“Kom op! We gaan koffie drinken. “
Niks koffie. Ik moet eten, de pijn en alle narigheid wegvreten. Koek, croquet, een slaatje.. het maakt niet uit. Aan de balie van het ziekenhuisrestaurant blijken de vitrines bijna leeg. Ik bestel cappuccino met een kaasbroodje. Mijn vriendin neemt een saussijzenbroodje. Na het betalen aan de kassa gris ik nog gauw even vier stukjes noga mee. Zoet, omdat het moet.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten