“Goeiemorrgen mevrrouw, menneer!!”. Met een vrolijke lach groet
hij iedereen die de supermarkt binnengaat, de man van de daklozenkrant. Zodra ik mijn fiets op slot zet, slaat de
gene toe. Ik groet namelijk niet. Ik doe zelfs alsof hij er niet staat.
Behoorlijk onbeleefd. Niet dat ik niet wil groeten, het is anders. Hij staat er
eigenlijk nooit alleen. Vaak zie ik hem geanimeerd babbelen met klanten van de
supermarkt. Vooral dames van boven de veertig hebben het op hem gemunt lijkt
het wel. En daar zit hem de kneep: ik heb last van plaatsvervangende schaamte. Hoe meer ik hem probeer te negeren,
hoe nieuwsgieriger ik wordt. Ik wil over
hem schrijven. Heeft hij geen huis? Het schijnt dat je beslist dakloos moet
zijn wil je dat krantje mogen verkopen. Waar komt hij vandaan? Verdient hij genoeg per
dag? Vragen die ik hem niet durf te stellen. Niet eens kan stellen aan iemand
die ‘er niet is’.
Vandaag stond hij er weer. In gesprek met een jongen type student
economie. Naast hem staat een goed gevulde plastic boodschappentas van een
andere supermarkt. Bovenin zie ik schalen gehakt-in-de-reclame zitten. Boodschappen van de daklozenman? Waar kookt hij dan? Heeft hij geld voor zo’n volle tas? Ik loop
de supermarkt in voor wat vergeten boodschappen. Even later sta ik bij de kassa.
Door de ruit zie ik dat de daklozenman niet meer bij de deur staat. Ik zie hem
nog net de hoek omslaan. Ogenschijnlijk relaxed wandelend, swingende tred. De economiestudent
sjouwt de volle boodschappentas op zijn fiets. Als ik
eindelijk weer buiten ben is de daklozenman nergens meer te bekennen. Al heel
lang wil ik over hem schrijven. Maar met vragen zonder antwoord kom ik niet
ver.
Voor ik het weet ben ik op de fiets gestapt en rij de kant op waar ik hem
het laatst zag.
Onderweg slaat mijn fantasie op hol. Hij is helemaal niet
dakloos. Hij heeft zijn bijverdienste voor vandaag gedaan en zijn vriendin zit
thuis met de aardappels te wachten. Nee geen aardappels, heerlijke Mexicaanse
tortilla’s met zure room en geraspte kaas, want hij komt vast uit Mexico. “Hoe
ging het schat?” zal ze hem vragen. “Gelukkig vandaag geen gefrustreerde ouwe wijven.
Alleen een paar studenten,” zal hij antwoorden.
En dan vertelt hij hoe de student hem het gehakt aanbood en hoe hij had
gezegd dat hij vegetariër is. En dat die student toen in zijn gebrekkige Spaans
dat hij nauwelijks kon volgen, probeerde te vertellen dat het best goed zat met
die varkens van dat gehakt. Dat het weliswaar geen bio was, maar toch. En dat
de student toen niet op een woord kon komen en dat hij hem toen een compliment
gegeven had. “Wat spreekt u goed Spaans!”
De straat is leeg en de daklozenman is nergens te
bekennen. Het is zes uur. Ik ga naar huis. Tortilla’s maken.