zaterdag 12 april 2014

Lente in december



Een zacht zonnetje, lichte ‘wolkjes’ in de geveegd blauwe lucht.  De kilte van de nacht doet me een vest aantrekken over mijn blote bovenlijf. De rappa om mijn heupen trek ik nog maar eens strak aan zodat ik de komende vijf minuten verzekerd ben van ook een bedekt onderlijf. Ik ben geen held met rappa’s. De doeken donderen op de onhandigste momenten naar beneden. Meerdere malen kon ik ternauwernood voorkomen dat ik tijdens een bloedserieus gesprek met een Gambiaan opeens in mijn blote kont stond.
 Op het butaangasje staat het koffiewater op voor de nescafé straks bij het ontbijt. Ik kijk uit het hoge vierkante raampje van  mijn geïmproviseerde keuken. Een ingelijst schilderijtje.  Hoge palmbomen  sieren de horizon. De feloranje zon probeert er bovenuit te kruipen. In de grote ronde mangoboom huist een neushoornkoppel, grijs en wit. De enorme kromme snavel is knalrood-oranje, als een hoorn.  Om beurten zie ik ze uitvliegen. Een nest aan het maken? Eten zoeken?  Dichterbij, aan het eind van het pad, is de put nog niet meer dan een donker rond obstakel in de bananentuin. Binnen een half uur zal ook hij in de zon staan. Ik loop het paadje af met twee emmers. Eén  om het toilet mee door te spoelen, één om de afwas te doen. Ik loop langzaam, bekijk de groentebedjes met tomatenplantjes en peper. De ‘bitter tomato’ staat er aangevreten bij. Rupsen, veel en groen. Zij liever dan ik. Ik lust de lichtgroene tomaat niet, ze doet haar naam teveel eer aan. Ze stonden al in de tuin die eerder door Mbay verzorgd werd, een 25-jarige jongen met een opleiding maar zonder werk. Hij besloot aan de rand van Gunjur een kweektuin te beginnen met zijn vriend en probeert daar nu van te leven.  Elke ochtend kwam hij op zijn gele fietsje de planten water geven. Na wat heen en weer gepraat besloot ik dat het gekkenwerk is alleen daarvoor te komen. Ik zou de planten doen. Van het een kwam het ander. Mbay instrueerde me hoe ik moest beginnen, deed op zijn knieën voor hoe ik voor elk plantje een  gat moest maken met de 'fantingo’. Een driehoekig plat schopje met korte steel dat dienst doet als een soort handploeg. Je kunt er de cementharde grond  mee omploegen maar ook gaten mee draaien als je handig bent. Binnen een week had ik zelf bedjes gemaakt. Met de fantingo. Mijn rug kon het nauwelijks navertellen. Van Arrogi in Kartong kreeg ik mini plantjes aubergine en paprika, van Mbay turquoise komkommerzaden. De sinaasappelbomen begon ik van de slingerplanten te ontdoen. Dat kon niet goed zijn, hoewel ik daarmee ook helaas de witte klokbloempjes moest verwijderen. Ik raapte alles op een hoop om het enige dagen later in de fik te kunnen steken. Geen spoor mocht ervan over blijven.
“Tin! The water is boiling!” Shit, als altijd verlies ik me tussen de planten op de compound. Snel vul ik de emmers en loop terug naar de keuken. Tapha heeft het water al uitgedaan. Geen gas verspillen. Op de veranda voor het huis staat de ontbijttafel klaar: twee cola kratjes met daarop een rond ijzeren blad. Vies van de vorige dag, aangekoekte havermoutpap en resten koffiepoeder. Tapha kan er niet mee zitten en plant de plastic koppen, suiker en nescaféblik op de tafel. Afkeurend bekijk ik het tafereel. Hij weet dat ik het liever eerst schoonmaak maar dan had ik maar eerder moeten zijn.  De dampende havermout die ik snel even gemaakt heb giet ik in de Mepal soepkommen.  
Op de tegels onderaan de tralies van de veranda staat het radiootje. Reggaemuziek en een hoop gebrom. Ik laat het, als het me teveel wordt kan ik het altijd nog uitdoen. Vredig zitten we aan de koffie. Wachten tot de vogeltjes in de omringende bomen ontdekt hebben dat er vers water en pap in het bakje zit dat we voor ze neer gezet hebben. We spieden de top van de mandarijnenboom af. Daar zitten vaak de mooiste blauwe en rode vogeltjes. Dat wil zeggen, ze zijn grijs als een mus, tot je hun buikje ziet. De eerste die komt is een glimmend zwarte vogel met gele oogjes. Het wonderlijke aan hem is dat de kleur in de zon verschiet naar schitterend paarsblauw parelmoer. “He is calling his wife”zegt Tapha als de vogel bij het bakje tekeer gaat.
 De radio is stil geworden. Maar opeens hoor ik violen. Ondanks het blikkerige geluid van de transistor klinken ijle violen die op hun eigen trilling overgevlogen lijken uit Europa. Mijn hart staat stil. Ik graaf in mijn geheugen. Nee, dit kan niet.. niet hier in het islamitische Afrika. “Erbarme Dich” uit de Matthaeus Passion klinkt over de veranda. Ik kijk Tapha aan, hij mij met vragende blik. Ik fluister in mijn aangepaste Engels “I like this music, why do they do this?”
“Somebody passed away. A Christian.” Hij pakt het radiootje en rommelt aan de antenne. De schat, hij wil de kwaliteit voor me verbeteren, tegen beter weten in.
Het is december. De Matthaeus hoort bij Pasen, niet bij Kerst. Maar qua temperatuur en de heen en weer vliegende vogeltjes zou Pasen zomaar voor de deur kunnen staan.




Geen opmerkingen:

Een reactie posten