woensdag 15 oktober 2014

Ongeluksvogel

Ik moet een jaar of acht geweest zijn toen ik thuiskwam met gehavende nieuwe schoenen. “Wat heb jij gedaan?!” riep mijn moeder boos uit. Volkomen onterecht vond ik. Ik was immers gewoon van de stoeprand gekukeld en tegelijkertijd kwam er iets aan – een brommer? een fiets? – waarvoor ik opzij probeerde te springen. Met als gevolg dat ik voor een tweede maal met mijn nieuwe schoenen de stoeprand schampte. Het waren bruine schoenen die tot de enkels reikten. Met een vetertje. Toen ik naar beneden keek zag ik tot mijn grote verbazing hoe er bij de tenen precies vijf schaafplekken op het leer zaten. Thuis smeerde ik het in met schoensmeer maar het mooie was eraf en mijn moeder bleef boos en ontevreden. Hoe zou ik dat in het vervolg kunnen voorkomen vroeg ik me af. Want je moeder wil je toch echt te vriend houden.

Ik bedacht dat ik maar het beste de rest van mijn leven in een totaal lege kamer moest gaan zitten. Op een stoel die in het midden stond. Die zou hooguit om kunnen vallen. Daar zou ik zeker geen gevaar lopen. Het hoe en waarom ik dit plan niet ten uitvoer heb gebracht lijkt me duidelijk. Ik was een druk en beweeglijk kind dat nog geen vijf minuten stil op een stoel kon zitten. Laat staan mijn hele leven.

Het tegenover gestelde is dan ook gebeurd. Ik stelde me aan de gekste gevaren bloot. Reed motor en moest tijdens een voortgezette rijopleiding – de eerste destijds in Nederland – over een twee meter hoge wip rijden, in amazonezit en staand een talud afrijden; met 80 km per uur over een blok hout rijden dat een poes moest voorstellen; door een plas olie rijden met een flinke vaart. Ik kwam er zonder kleerscheuren vanaf. Toen ik na twintig jaar schadevrij rijden een motorongeluk kreeg, zoemde de instructie van de rijinstructeur “wat te doen bij een ongeluk” nog na in mijn oor: stil blijven liggen, niet bewegen!

 Het ziekenhuis heb ik daarna - daarvoor ook trouwens – nog vele malen van binnen gezien. Op de afdeling chirurgie van het ziekenhuis beginnen ze voorzichtig te lachen als ik weer eens binnen kom strompelen of binnen gebracht wordt op een rijdend bed. Die stoel, middenin die lege kamer, maar dan mét een raam, het was niet gek geweest. Want ook een ongeluksvogel wil er af en toe wel even uitvliegen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten