Hoe kan het dat ik in 1985 in Portugal niet wist wat er in
Angola speelde? Hoe kan het dat de enige geschiedenis die mij ter ore kwam, die
was van de Revolutie tien jaar eerder. “Antes de Revolução.. antes..” Vroeger. Vroeger, voor de Revolutie was alles
beter. Señor Rocha sprak over Lissabon, hoe goed ze het hadden. Een belletje op
tafel en de dienstmeid – in zwart met een wit schortje met dito kapje op haar
hoofd - kwam binnen om het eten te
serveren. Ze was vast zwart. Uit Brazilië of Mozambique. Zwarten telden niet.
Minachtend met de neus in de lucht en een handgebaar dat probeert het onderkruipsel
weg te vagen. “Eh pa.. as Brasileiras.. eh pa..!” en dan wegkijken. We hebben
ze niet gezien.
Nooit had señor Rocha het over Angola. Of ben ik het vergeten? Zijn zoon Zé – destijds mijn tijdelijke geliefde – had het al helemaal niet over de koloniën. Mauritanië. Dat was wat er op geografisch gebied uit zijn mond kwam. Eventueel Duitsland, maar liever niet want daarom zat hij hier in de ellende: verneukt door zijn Duitse zakenpartner. Voor hem was Portugal niets beter dan Mauritanië. Geen werk. Geen elektriciteit , geen water. Armoe. Over Angola had hij het niet. Wel wees hij op de weg beneden mijn huisje, dat ik van zijn ouders in ruil kreeg voor het opschilderen ervan. Op die weg stonden geen palen voor elektriciteitsdraden. Wel geasfalteerd, want een hoofdweg vanaf de zee het binnenland in. “Gekke rivier” heette het dorpje. Odelouca. Geen zwarte te bekennen. Alleen Portugezen die er hun sinaasappelbomen bewaterden en hun kippen eten gaven. Ik ook.
Nooit had señor Rocha het over Angola. Of ben ik het vergeten? Zijn zoon Zé – destijds mijn tijdelijke geliefde – had het al helemaal niet over de koloniën. Mauritanië. Dat was wat er op geografisch gebied uit zijn mond kwam. Eventueel Duitsland, maar liever niet want daarom zat hij hier in de ellende: verneukt door zijn Duitse zakenpartner. Voor hem was Portugal niets beter dan Mauritanië. Geen werk. Geen elektriciteit , geen water. Armoe. Over Angola had hij het niet. Wel wees hij op de weg beneden mijn huisje, dat ik van zijn ouders in ruil kreeg voor het opschilderen ervan. Op die weg stonden geen palen voor elektriciteitsdraden. Wel geasfalteerd, want een hoofdweg vanaf de zee het binnenland in. “Gekke rivier” heette het dorpje. Odelouca. Geen zwarte te bekennen. Alleen Portugezen die er hun sinaasappelbomen bewaterden en hun kippen eten gaven. Ik ook.
“Meninos! Meninos!”riep ik elke ochtend als de zon
langzaam boven de heuvels achter het huis omhoog kroop. Dan mochten ze uit hun
hokje. Mijn zelf opgekweekte eendagskuikens. De mais die ik op het zand
strooide was in een paar minuten naar binnen geschrokt. Toen ze groot genoeg
waren om gesoupeerd te worden waren ze verdwenen. Ongelovig zocht ik de
rivierbedding af op zoek naar mijn kinderen, mijn ‘meninos’. De Portugezen
lachten me uit en maakten een handgebaar langs hun strot. Gekild.
Portugees ging me aardig af. Dat leer je wel als niemand iets anders spreekt. “Pap secos faz favor..” Als ik niet te laat was kreeg ik een laatste broodje van de bakker die het dorp aan deed. Ik leefde er mijn leven, voor het eerst in het buitenland wonen. Mijn grote droom. Maar van oorlogen en Angola wist ik niets.
Portugees ging me aardig af. Dat leer je wel als niemand iets anders spreekt. “Pap secos faz favor..” Als ik niet te laat was kreeg ik een laatste broodje van de bakker die het dorp aan deed. Ik leefde er mijn leven, voor het eerst in het buitenland wonen. Mijn grote droom. Maar van oorlogen en Angola wist ik niets.
Nu, bijna dertig jaar later – krijg ik er eindelijk iets van
mee. Televisiedocumentaires laten mij zien wat ik toen niet wist. In boeken
lees ik waar ik toen geen vermoeden van had. Voetbalelftallen met eenbenige
voetballers. Elf benen en elf stokken strompelen fanatiek door het stoffige
zand . Achter de bal aan. Kapotgeschoten
huizen die ooit de statige bouwsels van de kolonisator waren. Gereduceerd tot
een ruïne waar hooguit een arme familie een hoekje van in beslag neemt.
Oorlogsinvaliden. Was je niet kapotgeschoten in de oorlog dan liep je wel op
een mijn die je voor je leven verminkte.
Hoe is het in godsnaam
mogelijk dat ik niet wist van de
mijnenvelden in Angola waarmee de strijdende partijen elkaar alleen maar mee
leken uit te willen roeien. Niet wist
van de Portugezen die hals-over-kop naar hun thuisland vluchtten? Weg van de
rebellen die dreigden de stad in te nemen. Huis en haard achterlatend.
Waarom wist ik dat niet? Ik had geen elektriciteit, dus geen televisie. Had ik geen radio? Ik had een walkman waarin ik mijn avonturen in sprak. Ik kocht wel eens een Portugese krant, kwam niet verder dan de koppen. Lezen is iets anders dan praten en luisteren. Op de markt waren ze trots op de ‘holandesa.. tudo sozinha ..” Op de struise Hollandse, helemaal alleen. Op een oude Sax brommer. Bij ‘sozinha’ trokken ze steevast een zielig gezicht. Zielig, dat niet. Wel vaak ongelukkig. De frustraties van mijn geliefde verteerden me. Het werd maar niet leuk en eindigde na driekwart jaar in TBC. Een cadeautje van de Derde Wereld. Mauretanie zoals Zé me zo vaak gewaarschuwd had.
En van de oorlog in Angola wist ik niets.
Waarom wist ik dat niet? Ik had geen elektriciteit, dus geen televisie. Had ik geen radio? Ik had een walkman waarin ik mijn avonturen in sprak. Ik kocht wel eens een Portugese krant, kwam niet verder dan de koppen. Lezen is iets anders dan praten en luisteren. Op de markt waren ze trots op de ‘holandesa.. tudo sozinha ..” Op de struise Hollandse, helemaal alleen. Op een oude Sax brommer. Bij ‘sozinha’ trokken ze steevast een zielig gezicht. Zielig, dat niet. Wel vaak ongelukkig. De frustraties van mijn geliefde verteerden me. Het werd maar niet leuk en eindigde na driekwart jaar in TBC. Een cadeautje van de Derde Wereld. Mauretanie zoals Zé me zo vaak gewaarschuwd had.
En van de oorlog in Angola wist ik niets.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten