Loom richt ze zich op en schudt even haar zachte witte vacht,
ijsbeer Katrien in Artis. Het meisje heeft een kleurige muts op en gebreide wanten
aan. Het is ijzig koud, helemaal na het warme vochtige bezoek aan de tropische
vlinderkas. Katrien zwalkt wat heen en weer met haar logge lijf. Als ze ons
voldoende bekeken heeft maakt ze aanstalten om de sprong naar het koude water
onder haar te wagen. Met een enorme plons verdwijnt ze in het nét niet bevroren
water om even later guitig met haar snoet er bovenuit te komen. Ze schudt haar
kop om de natte haren uit haar ogen te vegen. “Kom!” lijkt ze haar haar kleinere
broeder op de kant te wenken. Die begrijpt haar boodschap direct en verdwijnt
na een kwieke plons eveneens onder water. Hij zoekt zijn maatje en duikt vlak
vóór haar weer op. Even raken de snuiten elkaar. Een kus? Een hallo?
Ze lijken ons totaal vergeten, spelen met elkaar of zwemmen traag wat rond. Moe gespeeld klauteren ze even later weer op de rotsen. De kletsnatte loodzware vacht plakt tegen hun huid. Schuddend sproeien ze het overtollige water in het rond, om daarna weer rustig en loom door hun poten te zakken en verder te dromen op het ijskoude steen. De ogen gesloten, af en toe oogluikend spiedend of de bezoekers nog aanwezig zijn.
Katrien droomt. Kou kent ze nu wel. Katrien wil méér. Wil anders.
Hoe zou het zijn om het warm te hebben? Om als de giraffen onder een bloedhete
zon te stappen? Als een vlinder van bloem naar bloem te zweven? Of als een
hagedis lui en stilletjes in een boom te zitten of tegen warme muren op te
kruipen?
“Kijk Tien! Katrien slaapt!” roept het meisje en wijst met haar vrije armpje naar de rots waarop Katrien uitgestrekt ligt. Met haar andere armpje omklemt ze haar knuffel, een veel te grote dikke witte beer. En dan gebeurt het. In haar enthousiasme strekt ze ook haar andere armpje uit. De beer valt in de modderige plas aan haar voetjes. Ik pak de vieze natte beer op en beloof haar hem te wassen als ik thuiskom. Ik ben haar oppas. Als ik twee weken later opgebeld wordt dat ik niet meer nodig ben, heb ik de knuffel nog steeds in huis. Nu, meer dan tien jaar later, omklem ik elke avond voor het slapen gaan mijn lieve zachte witte beer.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten