zaterdag 3 mei 2014

Tante



“Tsjiep-tsjiep-STSJIEPP—tsiep!!” Half acht in de ochtend, het raam wijd open. De zon schijnt warme stralen naar binnen. Over een krap uurtje staat ze te hoog om nog onder de overkapping van de flat door in mijn kamer te schijnen. De bomen zitten al te vol met bladeren om de kleine vinkjes die erin huizen nog te kunnen zien. De eksters daarentegen maken er geen geheim van dat ze al op zijn. Die hebben hun slaapkamer in de boom die het laatst blad kreeg. Kleiner dan de andere drie, een beetje een nakomertje, is hij nu bijkans topzwaar onder het enorme nest dat de eksters in een oksel van de stam gemaakt hebben. Het is een af en aan vliegen van heb ik jou daar.  Het is onmiskenbaar lente. Een nieuwe dag vol met ideeën, kansen en plannen. Maar niet voor iedereen.

Mijn neef is ernstig ziek en vandaag waarschijnlijk niet aan een nieuwe dag begonnen. Een week geleden belde mijn tante, zijn moeder en tevens de jongste zus van mijn moeder.  Het is ernstig, hij moet een nier missen. Mijn nichten en ik houden elkaar op de hoogte. Ik had meer familie dan ik dacht.
Met het wegvallen van mijn ouders bleven alleen mijn broer en ik over. We bleken zonder onze ouders elkaar weinig te zeggen te hebben. Hadden te verschillende levens.  Hij een vrouw, kinderen en kleinkinderen. Ik een “verloofde’, sponsordochter en namaak kleinkind in Afrika. Verder uit elkaar kon het niet liggen. Het  kostte me een dik jaar om de afstand te accepteren.  Zonder verwijt kan ik hem nu bellen als het nodig mocht zijn. En dat doe ik. Om te vertellen dat onze neef misschien stervende is. Want zo is het helaas.

De nier die mijn neef  moest missen kwam in driedubbele tumoren terug. Nog geen week nadat hij optimistisch uit het ziekenhuis kwam – hij maakte nog een ommetje om de spieren wat aan te sterken-  ligt hij nu met geloken ogen. Krachteloos en opgegeven.  Mijn tante is 88, haar zoon 59. “Het is niet eerlijk,”zucht ze “waarom ik niet? Waarom hij?” Als er iets niet discrimineert is het kanker. Kleine kinderen, vitale sporters, miljonairs en arme sloebers.. het is random. Willekeurig. Met je verstand erbij willen heeft geen nut. Redden wat er te redden valt is het enige dat je kunt doen. En zo haast ik me – je moet wát.. - naar mijn tante om bij haar te zijn als het de laatste dag van haar zoon wordt. Ze wil niet naar hem toe, heeft de dag ervoor afscheid genomen.

Als ik op de elfde de lift uitstap staat ze als vanouds lachend in de deuropening te wachten. “”Hi Tinus!” Oh oh, denk ik, die gaat de boel negeren. Meteen erachteraan denk ik, wat dan nóg? Ze is 88, heeft haar man zien sterven op dezelfde manier als waarop haar zoon nu sterft. Mag ze zich afschermen voor haar verdriet, haar machteloosheid? Dat mag. “Kopje koffie Tinus?”  Lekker, ik heb muffins meegenomen. Enorme chocolade gevallen die troost moeten bieden. Tante snijdt het kapje eraf en snijdt het in vieren. “Kijk, zo doe ik dat. Dan heb ik vanavond nog een stukje bij de koffie”. En ze brengt het onderstel op een schoteltje naar de keuken. “Hoe is het Tinus?”  Het kost me moeite om het over mezelf te hebben, maar ik heb me voorgenomen te doen wat er van me verlangd wordt, het niet ‘erover’ hebben dus.  Ik zou mezelf niet zijn als ik daar langer dan een half uur aan toe zou geven. Ik vraag haar wat ze wil. Of ik bij haar zal blijven vandaag of dat ik na de koffie weg zal gaan. “Wat jij wilt schat.” is het eenduidige antwoord. Daar kom ik niet verder mee, hoewel.. “Ik wil u liever niet alleen laten vandaag” en slik nog net in ‘de dag dat uw zoon dood gaat”.   “Goed kind, dan blijf je. Wil je nog iets anders drinken?” En daarmee is het onderwerp voor mijn tante gesloten. Ze gaat in haar gemakkelijke stoel zitten, slaat haar benen over elkaar en begint de krant te lezen.  Ik verdiep me in de Libelle. Die staat vol met optimistische verhalen van en voor vrouwen.  Dan gaat de telefoon. Als een speer veert ze op. Spanning op haar gezicht. Ik kan het gesprek volgen want ze heeft de hoorn op luidspreker gezet.  Het wordt inderdaad de laatste dag. Haar zoon gaat na de slaapmedicatie niet meer wakker worden. “Ok…Ok.. Ja… Ok..” hoor ik tante zeggen. Als ze de hoorn neergelegd heeft sjokt ze met hangende schoudertjes terug naar haar stoel en ploft erin. Slaat de handen voor haar ogen. En schudt nee, nee, nee. Ik leg mijn handen op haar schouders en laat het. Op dit moment heb ik gewacht.
Een tranenloos moment, een doodse stilte.

1 opmerking:

  1. Mooi geschreven Tien en fijn dat je er was voor oma. Hele dikke knuffel Daniël

    BeantwoordenVerwijderen